Straatschoffie Zaïn zet met onverschrokken charme de hoofdrol neer in filmfestivalfavoriet Capharnaüm.
Een baby, laten we haar Sara noemen, heeft in Nederland al vanaf de geboorte een paspoort nodig. Ook als je niet verder reist dan de kinderboerderij om de hoek, geldt voor de kleine Sara een identificatieplicht, bijvoorbeeld als ze naar het ziekenhuis moet.
Een babypaspoort is even duur als dat voor een volwassene, en Sara op een pasfoto krijgen die aan de wettelijke eisen voldoet is zachtjes uitgedrukt een uitdaging. Ondanks het gedoe, is de kans dat Sara’s ouders haar dat vereiste boekje geven, groot.
In tegenstelling tot de ouders van Zaïn, die net als zijn broertjes, zusjes en vele (vluchteling)kinderen uit zijn buurt, geen papieren heeft. Geen paspoort, geen geboortecertificaat, niks. Ziekenhuizen mogen hem weigeren en niemand weet hoe oud Zaïn precies is.
In Capharnaüm laat Libanese filmmaker Nadine Labaki zien hoe schrijnend het is als kinderen de dupe worden van te veeleisende regelgeving. En hoewel er best een paar zielige scènes in de film zitten, oogst hoofdrolspeler Zaïn Al Rafeea vooral respect: de Syrische vluchteling leefde al acht jaar in Beirut toen Labaki hem castte voor de hoofdrol in haar derde speelfilm. Zonder enige acteerervaring, met onverschrokken charme, vult Zaïn deze hoofdrol fenomenaal in.
Haal die smerige lippenstift van je gezicht
Zaïn richt zijn woede op zijn opgemaakte zusje Sahar, maar degene op wie hij kwaad is zijn hun ouders die op het punt staan om de elfjarige Sahar uit te huwelijken aan een volwassen vent. De drive waarmee hij zich afzet tegen zijn ouders is indrukwekkend. Het brengt de (vermoedelijk) twaalfjarige Zaïn in contact met andere vluchtelingen zoals de Ethiopische schoonmaakster Rahil en haar baby Yonas. Ook deze castte Labaki in Libanese sloppenwijken.
Door de ogen van Zaïn vertelt Labaki de verhalen van verschillende vluchtelingen die in en om Beirut terecht zijn gekomen. In werkelijkheid zijn het er waarschijnlijk meer dan een miljoen, onvoorstelbaar dat die stuk voor stuk te maken krijgen met de uitdagingen waar Zaïn voor komt te staan: dagen sjouwt hij met een pannenset over de souk, in de hoop deze te verkopen. Hij doopt ijsklontjes in poedersuiker om de ergste honger te stillen en eet melkpoeder zonder water, als de watertank is afgesloten.
Op het rechte pad blijven, is in zo’n situatie praktisch onmogelijk. Ook Zaïn belandt in de bak en gebruikt die tijd om een bijzondere aanklacht te doen. Die rechtszaak vormt de basis van Capharnaüm, en op deze rechtbankscènes volgen flashbacks waaruit blijkt hoe Zaïn in de bak is beland. Een slimme structuur, die Labaki helaas niet even strak uitwerkt; de aanklacht roept meer vragen op dan worden beantwoord en de volgorde van de gebeurtenissen moet je zelf bij elkaar puzzelen. Zelf speelt Labaki overigens de rol van advocaat.
Slimmer dan de vertelstructuur, is het perspectief. Een schrijnende levenssituatie vertellen door de ogen van een kind, komt extra hard aan. Denk maar aan Slumdog Millionaire (2008) of het vorig jaar verschenen The Florida Project, over kids in krottige motels achter Disney World. Deze films speelden nog in landen ver hiervandaan, Labaki belicht de situatie dichterbij huis.
Terwijl er dagelijks, niet eens zo heel ver bij ons vandaan, mensen zonder papieren geweigerd worden in ziekenhuizen en de grens niet over kunnen, vinden wij het gedoe om onze baby’s te portretteren voor hun eerste paspoort. Zonder zielig te doen maakt Zaïn in de Capharnaüm duidelijk dat een kinderpaspoort aanvragen voor ouders als die van de Nederlandse Sara een stuk makkelijker is dan voor die van hem. Wat niet wegneemt dat zijn ouders daar hun onverschrokken best voor zouden moeten doen…
Capharnaüm ★★★★ gaat in première tijdens het International Film Festival Rotterdam (IFFR) en is vanaf 31 januari te zien in de bioscoop