Jeroen Spitzenberger met bloeddoorlopen ogen en een mes in zijn hand. In Een echte Vermeer speelt hij Han van Meegeren, in de film een kunstenaar in hart en nieren met een licht ontvlambaar temperament, stevige alcoholverslaving en obsessieve passie voor de Nederlandse klassieke schilderkunst. Never a dull moment met mr. Van Meegeren, en dat word je stevig ingeprent door regisseur/scenarist Rudolf van den Berg (Tirza, Süskind).
Mr. Van Meegeren is de Sjaak: in 1945 komt aan het licht dat hij 1,5 miljoen op heeft gestreken door een schilderij van Johannes Vermeer aan nazileider Hermann Göring te verkopen. Een collaborateur kan de doodstraf verwachten, maar in het geval van Van Meegeren is er een alternatief: opbiechten dat hij de Vermeer heeft vervalst.
Voor de rechtszaak wordt beslecht, blikt Een echte Vermeer terug op de carrière van Van Meegeren. De roerige jaren twintig waarin klassieke conventies in de kunstwereld royaal overboord worden gegooid, maken Van Meegeren woest. Meneer is sowieso al opvliegend van aard maar als Picasso ter sprake komt, weet je zeker dat er dingen kapot gaan (dan wel in het haardvuur verdwijnen).
Zijn verachting voor kunstkenners steekt hij niet onder stoelen of banken. Alleen tijdens het schilderen van actrice Jólanka Lakatos (Lize Feryn), waar hij waanzinnig verliefd op is, komt hij soms tot rust – maar laat zij nou net getrouwd zijn met de meest vooraanstaande kunstcriticus van het moment; Abraham Bredius (Porgy Franssen).
Jólanka wil best voor hem poseren, wil niet haar man ontrouw zijn maar blijft wel het gezelschap van Han opzoeken. Jólanka is een fictief personage in het verhaal en dat merk je maar al te goed. Ze duikt op de gekste momenten op, toppunt is het moment dat Van Meegeren als straatmuzikant in Rome zit. Uit haar prachtige reebruine ogen valt geen moment af te leiden of ze nou naïef is (“waarom wil jij mij?”), gehaaid, verliefd of verscheurd door emoties (waarschijnlijk niet).
Andere haperingen in het verhaal komen voort uit een gekke mix van genres, een trend die fascinerend kan uitpakken, maar in een verhaal met een sterke biografische component ergert. Met het proces waar de film mee begint, heeft Een echte Vermeer alles weg van een oorlogsfilm. De aandacht die de affaire met Jólanka vervolgens krijgt, en de smaak waarmee het kunstzinnige wereldje ze in vertoeven in beeld wordt gebracht, maken er meer een bohemian kostuumdrama van, en daartussenin zitten nog enkele bezeten acties van Van Meegeren om bezieling in zijn werk over te brengen die met ronddraaiend camerawerk en muziek zo dik worden aangezet dat ze in een klucht niet zouden misstaan. Het heeft wel wat om Jeroen Spitzenberger in een vuilwitte onderbroek voor een oven te zien rondspringen als zijn vervalsingstechniek door de verhitting is geslaagd, maar gecombineerd met de manische persoonlijkheid die Van Meegeren in deze film heeft gekregen maakt de vertelling wel errug druk.
Waren de makers van Een echte Vermeer dichter en qua stijl meer gefocust bij de waarheid gebleven, dan was de bewogen levensloop van meestervervalser Van Meegeren – het intense spel van Jeroen Spitzenberger ten spijt – beter tot zijn recht gekomen.